Het huis

Niveau 1

Klik op de afspeelknop. Luister.

Zeg het woord luidop.

Zelfstandig naamwoord

het huis

de woonkamer

de keuken

de slaapkamer

de badkamer

de wc

het toilet

de trap

de tuin

de deur

de tafel

het raam

de lamp

de lichtknop

het stopcontact

het bureau

de zetel

het bed

de televisie

de kast

de koelkast

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord

zwaar

licht

donker

licht

hoog

laag

boven

beneden

Werkwoord

wonen, ik woon

slapen, ik slaap

Niveau 2

Klik op de afspeelknop. Luister.

Zeg het woord luidop.

Zelfstandig naamwoord

het appartement

de flat

de eetkamer

de garage

het terras

de muur

de kamer

de leuning

het berghok

de kelder

de zolder

de schuifdeur

het dak

de spiegel

het kussen

het deken

het laken

het gordijn

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord

buiten

binnen

Werkwoord

opruimen, ik ruim op

poetsen, ik poets
schoonmaken, ik maak schoon

koken, ik kook

Niveau 3

Klik op de afspeelknop. Luister.

Zeg het woord luidop.

Zelfstandig naamwoord

het salon

de schoorsteen

de dakgoot

de trede

de trapleuning

de wasplaats

de hanglamp

de hor

het fornuis

de oven

de lade

de canapé
de sofa

de matras

de zonneblinden

het nachtkastje

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord

net, keurig

slordig, rommelig

Werkwoord

verhuizen, ik verhuis