Eten & Drinken
Niveau 1
Klik op de afspeelknop. Luister.
Zeg het woord luidop.
Zelfstandig naamwoord

het vlees

de vis

de groente

het fruit

de appel

de banaan

de peer

de appelsien

de kiwi

de aardbei

de aardappel

de sla

de bloemkool

de courgette

de tomaat

de broccoli

de wortel

de ui, de ajuin

de look

de paprika

de olie

de boter

de chocopasta

de confituur

de honing

de boterham

het brood

de kaas

de rijst

de wijn

het bier

de frisdrank

het sap

de melk

de koffie

de thee

de suiker

de chocolade

het snoep

de koek

het ijsje
Werkwoord

koken, ik kook

bakken, ik bak

gieten, ik giet
Niveau 2
Klik op de afspeelknop. Luister.
Zeg het woord luidop.
Zelfstandig naamwoord

de perzik

de mandarijn

de druif

de ananas

de pruim

de mango

de erwt

de prei

de pompoen

de komkommer

de radijs

de asperge

de spruit

de selder

de worst

de pasta

de mayonaise

de ketchup

de friet

de taart

het bruiswater
Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord

zoet

zuur

zout

bitter

gezond

ongezond
Werkwoord

smeren, ik smeer

afkoelen, ik koel af

opwarmen, ik warm op

roeren, ik roer

mengen, ik meng
Niveau 3
Klik op de afspeelknop. Luister.
Zeg het woord luidop.
Zelfstandig naamwoord

de bloem

de yoghurt

de mosterd

de praline

de croissant

de pistolet

de sandwich

de toast

de chilipeper

de kroket
Werkwoord

frituren, ik frituur

invriezen, ik vries in

ontdooien, ik ontdooi

kneden, ik kneed