Emoties

Niveau 1

Klik op de afspeelknop. Luister.

Zeg het woord luidop.

Zelfstandig naamwoord

de honger

‘Zij heeft honger.’

de dorst

‘Hij heeft dorst.’

de kalmte, de rust

‘Zij is kalm. Zij is rustig.’

het verdriet

‘Hij is verdrietig.’
‘Hij heeft verdriet.’

de angst

‘Zij is bang. Ze is angstig.’

de blijdschap

‘Zij is blij.’

de boosheid

‘Hij is boos.’

Werkwoord

roepen, schreeuwen

‘Ik roep. Ik schreeuw.’

huilen

‘Ik huil.’

lachen

‘Ik lach’.

pesten

‘Ik pest.’

aanmoedigen

‘Ik moedig aan.’

Niveau 2

Klik op de afspeelknop. Luister.

Zeg het woord luidop.

Zelfstandig naamwoord

de interesse

‘Hij is geïnteresseerd
in de notities.’

de jaloezie

‘Hij is jaloers.’

de liefde

‘Zij houden van elkaar.’

het plezier

‘Zij hebben plezier.’

de schaamte

‘Hij is beschaamd.’

de stress, de spanning

‘Hij is gestresseerd. Hij is gespannen.’

de trots

‘Hij is trots op zichzelf.’

de verveling

‘Zij verveelt zich.’

de woede

‘Zij is woedend.’

Werkwoord

klappen, applaudisseren

‘Ik klap. Ik applaudisseer.’

zich schamen

‘Ik schaam me.’

troosten

‘Ik troost.’

zich vervelen

‘Ik verveel me.’

Niveau 3

Klik op de afspeelknop. Luister.

Zeg het woord luidop.

Zelfstandig naamwoord

de paniek

‘Zij is in paniek.’

de tevredenheid

‘Hij is tevreden.’

de verliefdheid

‘Zij zijn verliefd.’

de walging

‘Zij walgt van hondenpoep en kakkerlakken.’

Werkwoord

bewonderen

‘Ik bewonder.’

kokhalzen

‘Ik kokhals.’

meevoelen

‘Ik voel mee’.